Nieuwe ontwikkelingen in de Europese nitraatrichtlijn

De nitraatrichtlijn van 1991 is een van de eerste wetgevingen die de toenmalige Europese Economische Gemeenschap uitbracht tegen vervuiling. Ze maakt integraal deel uit van de kaderrichtlijn Water en is één van de belangrijkste instrumenten voor de bescherming van de wateren tegen de druk van de landbouw. Het is het belangrijkste stuk Europese (EU-)regelgeving voor het verminderen van de milieueffecten van stikstof en fosfor van mest en voor het verhogen van de e ciëntie van het stikstofgebruik en is tevens nauw verbonden met andere EU-beleidsmaatregelen die betrekking hebben op lucht- en waterkwaliteit, klimaatverandering en landbouw.

Via deze richtlijn worden een aantal maatregelen opgelegd waaraan de lidstaten moeten voldoen: het monitoren van alle types waterlichamen, het identificeren van wateren die verontreinigd zijn of het risico lopen te worden verontreinigd, het aanwijzen van nitraatgevoelige zones en het vaststellen van codes van goede landbouwpraktijken en nationale actieprogramma’s.

Wat is de impact van de nitraatrichtlijn?

De nitraatrichtlijn leidde tot belangrijke beperkingen die een evenwichtige stikstofbemesting moeten ondersteunen: het opbrengen van kunstmest kan enkel in beperkte periodes en ook het opbrengen van stikstof uit mest werd sterk ingeperkt, met extra focus op hellende bodems, tijdens natte omstandigheden, en in de buurt van waterlopen (vermindering van de stikstofuitloging). Het belang van deze evenwichtige stikstofbemesting is velerlei: enerzijds verlaagt het de stikstofinput naar het vee doordat er minder stikstof aanwezig is in het gras, waardoor de productie (en uitstoot) van stikstof door datzelfde vee ook lager zal liggen. Anderzijds verminderen eveneens de risico’s op het uitlogen van stikstof naar het grond- en oppervlaktewater, waardoor de nitraatconcentraties in deze milieucompartimenten dalen. Dit heeft een belangrijke positieve invloed op het risico op eutrofiëring – de overmatige algengroei die het leven in rivieren en zeeën verstikt.

Ook op hoger niveau hee de nitraatrichtlijn een zekere invloed: regio’s met een grotere bezetting van dieren (en dus meer mestproductie per vierkante km) dienen extra focus te leggen op een goed beheer van de veestapel en een optimale bemestingsstrategie. Het gaat zelfs zo ver dat de nitraatrichtlijn bijdraagt aan de discussie over de afbouw van de veestapel in sommige landen of regio’s.

Globaal kan er gesteld worden dat de nitraatrichtlijn ook de vermindering van negatieve milieueffecten van voedselproductie ondersteunt door de verbetering van de waterkwaliteit en de vermindering van de vervuiling van zoet water en ecosystemen. Hierdoor draagt ze ook bij tot de verwezenlijking van de duurzame ontwikkelingsdoelstellingen (SDG’s) van de Verenigde Naties (SDG 6, SDG 14 en SDG 15).

Stand van zaken nitraatverontreiniging

Ondanks deze positieve algemene trend blijven nitraatvervuiling en eutrofiëring in veel lidstaten problemen veroorzaken. Bijna 30 jaar na de implementatie van de nitraatrichtlijn vormt de nitraatverontreiniging van het grondwater nog steeds een ernstige bedreiging voor de ecosystemen en de menselijke gezondheid. De nitraatdoelstelling van 50mg/l in het grondwater wordt in verschillende regio’s in Europa nog steeds overschreden. Ook de globale gezondheid van onze bodem hee niet overal de vlucht vooruit genomen: de beperking op het uitrijden van mest, hee mogelijk in sommige landen geleid tot een groter aandeel van chemische bemesting: eenzelfde hoeveelheid nutriënten werd op het veld gebracht, zonder de toevoeging van de (broodnodige) organische koolstof, wat leidde tot afname van het organisch materiaal of het verarmen van de bodem.

Een herziening van de richtlijn dringt zich op
De meest recente ontwikkelingen in het kader van de herziening van de nitraatrichtlijn worden door het Directorate-General Environment en het Joint Research Center bestudeerd onder de naam “SafeManure”. Het doel is om geharmoniseerde criteria vast te stellen op grond waarvan stikstofmeststoffen, die geheel of gedeeltelijk afkomstig zijn van mest, als even betrouwbaar (“Safe”) beschouwd kunnen worden als kunstmest (= chemische meststoffen). Op die manier kan de mest welke voldoet aan deze vooropgestelde criteria alsnog gebruikt worden in gebieden met waterverontreiniging, volgens dezelfde bepalingen uit de nitraatrichtlijn als voor kunstmest (op voorwaarde dat er voldoende landbouwkundige voordelen gegarandeerd zijn).

Dergelijke meststoffen worden aangeduid als RENURE (Recovered Nitrogen from manure, vertaald als “herwonnen stikstof uit mest”). Richtlijnen moeten de lidstaten dan de mogelijkheid bieden om landbouwers RENURE te laten gebruiken ter vervanging van chemische meststoffen, bovenop de drempelwaarde van 170 kg/ha N die in de nitraatrichtlijn is vastgesteld. Dit zal waarschijnlijk gebeuren via een ontheffingssysteem. Wel moeten er maatregelen genomen worden om de uitspoeling van nutriënten, de verliezen door afspoeling en de uitstoot van ammoniak door RENURE te voorkomen of tot een minimum te beperken.

Wat zijn RENURE-materialen?

Om als RENURE-materiaal beschouwd te kunnen worden moet minstens 90 procent van de stikstof aanwezig in minerale vorm voorkomen. Ook mag globaal gesteld de totale organische koolstofinhoud (C) maximaal driemaal zo hoog liggen als de totale stiksto nhoud (N) (het uiteindelijke fabricageproces kan mogelijk nog invloed hebben op de uiteindelijk toegelaten koolstof/ stikstof of C/N-verhouding). Ook voor koper, kwik en zink worden er grenswaarden voorgesteld.

Welk type materiaal kan aan de voorwaarden voldoen? Ammoniumnitraat en ammoniumsulfaat zijn beide zijstromen welke (onder andere) ontstaan bij de luchtbehandeling van stallen of in het proces van een mestverwerkingsinstallaties, welke mogelijk als RENURE-stroom erkend kunnen worden. Ook het minerale concentraat dat als reststroom overblijft na het proces van omgekeerde osmose bij het naal zuiveren van (mest)stromen tot gezuiverd water zou de RENURE- erkenning moeten kunnen bekomen. Deze stromen worden binnen de SafeManure-studie beschouwd als hoge prioriteit gezien ze geacht worden een belangrijke impact te kunnen realiseren: door het betere statuut voor deze stromen zal er immers meer ingezet worden op het recupereren van nutriënten onder de vorm van mineraal concentraat, ammoniumnitraat of –sulfaat, wat de algehele milieu-impact van de landbouw ongetwijfeld ten goede zal komen. Andere stromen hebben dan weer slechts een gemiddelde prioriteit: digestaat (dit is vergiste biomassa en is een restproduct van de biogasproductie), de afgeleide dunne (vloeibare) fractie van het digestaat, en struviet (wordt gevormd bij de reiniging van afvalwater, bijvoorbeeld bij dik vloeibaar mesttankwater). Stromen zoals onbehandelde mest, vloeibaar- vast afgescheiden mest zonder behandeling, concentraat van vacuümverdamping of stripping, en gedroogd vezelig organisch materiaal hebben een lage prioriteit.

De vlucht vooruit?

Hoewel de SafeManure-studie nog niet volledig werd afgerond, kunnen reeds volgende verbeteringen verwacht worden door het toepassen van RENURE-producten:

  • De meeste verontreinigende sto en die aanleiding geven tot nieuwe bezorgdheid (Contaminants of Emerging Concern of CEC’s) liggen in het algemeen lager in RENURE-stromen in vergelijking met de ruwe meststoffen. Op die manier kan mestverwerking de doorstroom van diergeneesmiddelen in het milieu verminderen en de totale antibioticabelasting doen dalen. Dit zal uiteraard een positief e ect hebben op het bodemleven en de biodiversiteit waardoor de bodemkwaliteit zal stijgen.
  • Wanneer RENURE-materialen kunnen toegepast worden volgens de richtlijnen van kunstmest, zal de belangstelling voor het recupereren van nutriënten sterk toenemen in de sector. Ook de (markt)waarde van de producten zal aanzienlijk stijgen. Dit zal een stimulans zijn in de richting van mestverwerking t.o.v. het afzetten van ruwe mest op het land.
  • Het totale effect is waarschijnlijk een verminderde netto-instroom van stikstof (welke industrieel geproduceerd wordt via het energie-intensieve Haber-Bosch-proces) en fosfor (geïmporteerd fosfaatgesteente- afgeleide meststoffen) in onze Europese agro-ecosystemen. De nutriënten (stikstof en fosfor) zullen veel meer gerecupereerd en hergebruikt kunnen worden.

  • Een mogelijke vermindering van de input van CEC’s in de landbouwgrond en het milieu kan positieve effecten hebben op het bodemleven en de biodiversiteit, waardoor mogelijks de bodemkoolstofniveaus kunnen stijgen, de stikstofretentie kan toenemen en de stikstofverliezen kunnen afnemen en het potentieel van de bodem om fosfor in zijn organisch materiaal op te slaan kan toenemen, waardoor de verliezen voor het milieu kunnen worden verminderd.

  • Europa zet via het ondersteunen van innovatieprojecten reeds verscheidene jaren in op de recuperatie van nutriënten uit mest en van mest afgeleide stromen.
    Er zijn verschillende technieken nog in onderzoek en/of in demo- of testfase. Ook binnen het Nutri-2-Cycle project wordt er ingezet op onderzoek en optimalisatie van nutriëntenstromen binnen de verschillende pijlers van de landbouw. Sommigetechnieken zijn reeds bewezen in dergelijke onderzoeksprojecten, maar vinden weinig (of geen) toegang tot de markt door de te lage marktwaarde van de gerecupereerde nutriëntenstromen. Het is te verwachten (hopen) dat door het opmaken van de mogelijke erkenning als RENURE-materiaal, ook de doorstroom van innovaties rond nutriëntenrecuperatie in de landbouwsector een stuk vereenvoudigd zal worden.

 

Nutri2-Cycle

Nutri2-Cycle is een Europees project dat gesteund wordt binnen het Horizon 2020- innovatieprogramma. De focus van het project ligt op het sluiten van de koolstof- en nutriëntenkringloop tussen de akkerbouw en de veeteelt, waarbij anaerobe vergisting als een verwerkingsstap kan functioneren.

De huidige Europese landbouw wordt nog altijd gekenmerkt door een hoge uitstoot van broeikasgassen en een grote mate van ine ciëntie als het gaat om de terugwinning van koolstof en het hergebruik van de nutriënten voor planten (stikstof N enfosfor P). Door een ketenbenadering van landbouwbedrijf tot de eindgebruiker, waarbij zowel gewerkt wordt rond het uitwerken van nieuwe bedrijfsmodellen en technieken, als rond marktbevraging en mogelijkheden tot labeling van de bekomen eindproducten, wil het project het verschil maken en de kringloop sluiten. Het project brengt vooraanstaande experts op het gebied van nutriëntencycli samen die eerder ook al actief betrokken waren bij voorgaande nationale en Europese projecten, alsmede bij de EIP-focusgroep voor nutriëntenrecycling, gecoördineerd door de Europese Commissie.

In het verlengde van het Europese project, wordt er ook een Vlaams platform opgericht rond nutriëntrecuperatie met ondersteuning van de Vlaamse overheid en de diverse milieuagentschappen die Vlaanderen rijk is. De vertaalslag van internationale ontwikkelingen naar lokale context en taal maken een belangrijk onderdeel uit van die platformwerking.

Tekst: Lies Bamelis en Ruben Baert, United Experts
Dit artikel was eerst gepubliceerd in ecoTips magazine, editie maart 2020.